In 1106 begon de geschiedenis van een religieus centrum, vastgelegd in de Annales Rodenses, de kroniek van de stichting van de abdij. De aanleg van de fundamenten voor een nieuw klooster werd gestart door de geestelijke Ailbertus van Antoing, met aanzienlijke financiële steun van Embrico van Mayschoss, die een groot deel van zijn bezittingen doneerde.

Het complex verrees op gronden die toebehoorden aan graaf Adelbert van Saffenberg. De eerste bouwjaren verliepen niet zonder strubbelingen. Onenigheid over de voortgang leidde ertoe dat Ailbertus in 1111 het klooster verliet.
Desondanks groeide het complex door de eeuwen heen, met een aanzienlijke uitbreiding in de 17e eeuw.
Een opmerkelijke ontwikkeling vond plaats in 1742, toen in de hellingen rondom het klooster steenkool werd ontdekt die tot aan de oppervlakte reikte – een geologisch fenomeen dat in het dal van de Worm plaatselijk nog steeds waarneembaar is.

Tot aan de Franse Tijd droeg het klooster de namen Kloosterrade en Abdij van Rode. In 1796 werd de abdij door de Franse autoriteiten opgeheven. De naam onderging een transformatie door de Franse verbastering Rode-le-duc, wat resulteerde in de huidige naam Rolduc.

In 1831 kreeg het complex een herbestemming als kleinseminarie van het Bisdom van Roermond. Enkele jaren later werd het tevens een internaat, toegankelijk voor jongens uit katholieke gezinnen.

Na een grote renovatie in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd het gebouw eerst gebruikt als grootseminarie van hetzelfde bisdom, waarna het evolueerde tot een conferentieoord en hotel.